Vertalingen aankunnen NL>EN
aankunnen
werkw.
Uitspraak: | [ˈankʏnə(n)] |
Verbuigingen: | kon aan (verl.tijd ) heeft aangekund (volt.deelw.) |
1) sterk genoeg zijn om iets te kunnen doen -
cope, be able een zware baan aankunnen - be qualified for a heavy job |
2) even sterk of sterker zijn dan (iemand anders) -
cope, be a match, hold one's own Hij probeerde me op de grond te krijgen, maar ik kon hem makkelijk aan. - He tried to get the better of me, but I stood my ground iemand aankunnen in een debat - be a good opponent in a debate |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
aankunnen (ww.) | to be a match for ; to be equal ; to be up to ; to fit ; to hold one's own ; to rely on |
het aankunnen | the be able to cope ; the be able to manage |
aankunnen | be able to cope with ; be able to do ; be able to match with ; be stronger than |
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages
Voorbeeldzinnen met `aankunnen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aanpassenNL: afkunnenNL: ertoe in staat zijnNL: ervan opNL: het alleen zijn aankunnenNL: opgewassen zijn tegenUitdrukkingen en gezegdes
NL: ik kan deze kleren niet meer aan
EN: I cannot wear these clothes any longerNL: hij kan heel wat aan
EN: (geld) he is a great spender, (eten) he is a great eater, etc.NL: je kunt op hem aan
EN: you can rely on him EN: je kunt ervan op aan, dat..., you may depend upon it that...