vork

Naar andere talen: • vork > EN • vork > ES • vork > FR

Vertalingen vork NL>DE

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[vɔrk]
Verbuigingen:	vorken (meerv.)

voorwerp met een steel en tanden waarmee je in iets kunt prikken - Gabel (die ~)

met mes en vork eten - mit Messer und Gabel essen mestvork - Mistgabel
hoe de vork in de steel zit (=wat de precieze situatie is, hoe iets precies gebeurd is enz.) - (wissen,) wo es langgeht Wie wil weten hoe de vork in de steel zit, moet verder lezen. - Wer wissen will, wo es langgeht, muss weiterlesen.

Overige bronnen

de vork	die Springergabel ; die Heugabel ; die Gabel ; die Forke ; die Fahrradgabel ; die Astgabel
vork	die Verzweigung ; Zwiesel ; Zinke ; Vierdraht-Abschluß-Schaltung ; Auskupplungshebel ; Schaltgabel ; Pfahleisen ; Heugabel ; die Gabelung ; Gabelschaltung ; Gabelende ; Gabelbolzen ; Gabel

Bronnen: Wiktionary; interglot; Engoi Woordenschatoefeningen; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `vork`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

NL: gaffel
NL: hooivork
NL: riek

Uitdrukkingen en gezegdes

NL: (weten) hoe de vork in de steel zit DE: wie die Sache sich verhält

Ook in de database