Vertalingen uitbenen NL>DE
uitbenen (ww.) | abdecken (ww.) ; abhäuten (ww.) ; enthäuten (ww.) ; schinden (ww.) |
uitbenen (werkw.) | ausbeinen ; entbeinen |
uitbenen | ausbeinen ; entbeinen |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Horecagids; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `uitbenen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afhalenNL: afstropenNL: stropenNL: villen