Vertalingen tuit NL>DE
tuit
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [tœyt] |
| Verbuigingen: | tuiten (meerv.) |
pijpje dat uit een kan of ketel steekt waardoor je er vloeistoffen uit kunt gieten -
Schnabel (der ~), Tülle (die ~) | de tuit van een theepot - die Tülle einer Teekanne |
tranen met tuiten huilen (=heel erg huilen) - Rotz und Wasser heulen
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| tuit (m) | der Schmollmund |
| de tuit | der Schnabel ; die Schnauze ; die Tülle |
| tuit | Effusor |
Bronnen: f; interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `tuit`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bekNL: haarbosjeNL: neusNL: puntNL: snavelNL: snoetNL: snuit