Vertalingen tekeergaan NL>DE
tekeergaan
werkw.
Uitspraak: | [təˈkerxa(n)] |
Verbuigingen: | ging tekeer (verl.tijd ) is tekeergegaan (volt.deelw.) |
veel lawaai maken -
toben , wettern , wüten de storm ging tekeer - der Sturm wütete |
tegen iemand tekeergaan (=schelden en schreeuwen tegen iemand) - gegen jemanden wettern
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
tekeergaan (ww.) | ausfahren (ww.) ; brüllen (ww.) ; donnern (ww.) ; keifen (ww.) ; rasen (ww.) ; schallen (ww.) ; schelten (ww.) ; schimpfen (ww.) ; toben (ww.) ; tosen (ww.) ; wüten (ww.) |
tekeergaan | randalieren |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `tekeergaan`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: donderenNL: fulminerenNL: geraasNL: kabaalNL: lawaaiNL: razenNL: te keer gaanNL: tierenNL: uit de slof schietenNL: uitvaren