Vertaal
Naar andere talen: • snoepen > ENsnoepen > ESsnoepen > FR
Vertalingen snoepen NL>DE

snoepen

werkw.
Uitspraak:  [ˈsnupə(n)]
Verbuigingen:  snoepte (verl.tijd ) heeft gesnoept (volt.deelw.)

snoep eten - naschen
Snoepen is slecht voor je gebit en voor je gewicht. - Naschen ist schlecht für Gebiss und Gewicht.
snoepen uit de koektrommel - aus der Plätzchendose naschen
snoepen van de taart - von der Torte naschen
bonbons snoepen - Bonbons naschen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
snoepen (ww.) ablecken (ww.) ; lecken (ww.) ; naschen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `snoepen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: likken
NL: nassen
NL: smikkelen
NL: smullen
NL: snoep eten