Vertalingen schuwheid NL>DE
| de schuwheid (v) | die Geniertheit ; die Scheu ; die Scheuheit ; die Schüchternheit ; die Schüchternkeit ; die Verlegenheit ; die Verschlossenheit ; die Zaghaftigkeit ; die Zurückhaltung |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `schuwheid`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bedeesdheidNL: eenkennigheidNL: geslotenheidNL: schroomNL: timiditeitNL: verlegenheid
