Vertalingen rijmen NL>DE
rijmen
werkw.
Uitspraak: | [ˈrɛimə(n)] |
Verbuigingen: | rijmde (verl.tijd ) heeft gerijmd (volt.deelw.) |
(van woorden) gedeeltelijk hetzelfde klinken -
reimen , sich reimen De woorden 'goed' en 'doet' rijmen op elkaar. - Die Wörter 'gut' und 'tut' reimen sich. |
iets moeilijk kunnen rijmen met... (=niet begrijpen hoe iets kan samengaan met (iets anders)) - sich keinen Reim auf etwas machen können
De toenemende werkdruk op de verkoopafdeling, is moeilijk te rijmen met de teruglopende omzet. - Auf den zunehmende Arbeitsdruck in der Verkaufsabteilung bei gleichzeitiger Abnahme des Umsatzes kann man sich keinen Reim machen.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
rijmen (ww.) | reimen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `rijmen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: dichtenNL: kloppenNL: rijm hebbenUitdrukkingen en gezegdes
NL: (dat) rijmt niet
DE: reimt (s.) nichtNL: (hoe) is dat te
rijmen
DE: reimt sich das (zusammen)