Vertaal
Naar andere talen: • pinnen > ENpinnen > ESpinnen > FR
Vertalingen pinnen NL>DE

pinnen

werkw.
Uitspraak:  [ˈpɪnə(n)]
Verbuigingen:  pinde (verl.tijd ) heeft gepind (volt.deelw.)

een pinpas gebruiken om geld op te nemen of te betalen - mit Karte zahlen , Geld am Automaten abheben

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
pinnen (ww.) anstecken (ww.) ; festheften (ww.) ; feststecken (ww.) ; mit einer Stecknadel befestigen (ww.)
pinnen (werkw.) bargeldlos bezahlen ; Geld aus dem Automaten abheben
pinnen Geld abheben ; mit Karte bezahlen
Bronnen: interglot; Wiktionary


Voorbeeldzinnen met `pinnen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: spelden