Vertalingen ouwehoer NL>DE
de ouwehoer (m) | der Faselhans ; die Faseltante ; der Plapperer ; der Quatschkopf |
de ouwehoer | der Schwätzer |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `ouwehoer`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: babbelaarNL: kletserNL: leuterkousNL: zwamneus