omvallen

werkw.

Uitspraak:	[ˈɔmvɑlə(n)]
Verbuigingen:	viel om (verl.tijd ) is omgevallen (volt.deelw.)

door vallen onbedoeld gaan liggen - umfallen , umkippen

een omgevallen fiets - ein umgefallenes Fahrrad

omvallen van de slaap (=heel slaperig zijn) - vor Müdigkeit nicht mehr stehen können

© K Dictionaries Ltd.

omvallen (ww.)

kentern (ww.) ; umfallen (ww.) ; umstürzen (ww.)

Bronnen: Wikipedia; interglot




NL: neervallen
NL: omrollen
NL: omvervallen

NL: omvallen van de slaap DE: umfallen vor Schlaf
NL: omvallen van het lachen DE: sich kugeln, sich wälzen vor Lachen
NL: je valt om van de prijzen DE: die Preise sind furchtbar