Vertalingen manierlijk NL>DE
manierlijk | angemessen ; brav ; dezent ; gepflegt ; höflich ; korrekt ; sauber ; sittsam ; tugendhaft ; züchtig |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `manierlijk`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: decentNL: eerbaarNL: fatsoenlijkNL: netjesNL: welvoeglijk