levendig

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈlevəndəx]

1) druk, vrolijk en vol afwisseling - lebhaft , temperamentvoll

een levendige stad - eine lebendige Stadt een levendig verslag van de gebeurtenissen - ein lebendiger Ereignisbericht

2) als je iets nog helder in je gedachten voor je ziet - lebhaft , anschaulich , deutlich

Ik kan me onze ontmoeting nog levendig herinneren. - Ich kann mich noch lebhaft an unsere Begegnung erinnern.

© K Dictionaries Ltd.

levendig

erregt ; tüchtig ; schlagfertig ; quick ; munter ; lustig ; lebhaft ; lebendig ; kräftig ; kraftvoll ; hitzig ; heiter ; fröhlich ; frisch ; forsch ; feurig ; erhitzt ; energisch ; beweglich ; begeistert ; ausgelassen ; aufgeweckt ; aufgeregt ; aufgebracht ; aktiv ; agitiert ; belebt ; vital ; rege ; lebendig ; flott

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm




NL: actief
NL: beeldend
NL: beweeglijk
NL: blij
NL: blijmoedig
NL: dartel
NL: druk
NL: dynamisch
NL: energiek
NL: fel

NL: levendige fantasie DE: lebhafte, lebendige Phantasie
NL: levendige geest DE: reger, lebhafter, lebendiger Geist
NL: levendige straat DE: lebhafte, belebte Straße
NL: levendig verkeer DE: lebhafter, reger Verkehr
NL: levendige vraag DE: rege Nachfrage
NL: levendig van geest DE: geistig regsam, rege
NL: (de belangstelling) levendig houden DE: rege erhalten
NL: (de herinnering) levendig houden DE: lebendig erhalten