Vertalingen kraag NL>DE
de kraag
zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: | [krax] |
Verbuigingen: | kragen (meerv.) |
1) rand van een kledingstuk rond de hals -
Kragen (der ~) in de kraag vatten (=zorgen dat (iemand) niet kan ontsnappen, of (iemand) arresteren) - jemandem am Kragen packen
De bewoners hebben de inbreker in de kraag gevat en wachten nu op de politie. - Die Bewohner haben den Einbrecher am Kragen gepackt und warten jetzt auf die Polizei.
|
2) witte rand schuim op een glas bier -
Schaumkrone (die ~) een pils met een kraag van twee vingers |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de kraag (m) | die Schaumkrone ; die Krone ; der Kragen ; der Halskragen ; der Blechkragen |
kraag | Rohrschelle ; Wulstrand ; Wellenbund ; Rumpfbördel ; Achsbund ; Notschenkel ; Notlaufschenkel ; Kragen ; Innenbord ; Halsring ; Bund ; Ansatz |
Bronnen: Wiktionary; interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `kraag`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: boordNL: halskraagUitdrukkingen en gezegdes
NL: een stuk in zijn
kraag hebben
DE: einen Rausch haben, einen sitzen haben