de kou

zelfst.naamw. (v.)

Uitspraak:

[kɑu]

1) lage temperatuur - Kälte (die ~)

op een winterdag buiten in de bittere kou staan - an einem Wintertag draußen in der bitteren Kälte stehen

in de kou laten staan (=(iemand) niet helpen of niet goed behandelen) - jemanden im Regen stehen lassen

de kou is uit de lucht (=de gespannen toestand tussen mensen is voorbij) - Das Ärgste ist überstanden.

2) toestand dat je moet hoesten en niezen en het een beetje koud hebt - Erkältung (die ~)

Ik heb kou gevat en heb een beetje koorts. - Ich habe mich erkältet und habe etwas Fieber.

© K Dictionaries Ltd.

de kou (v)	die Erkältung ; die Kühle ; die Kühlheit ; die Kälte
de kou	die Erkältung

Bronnen: Wiktionary; interglot




NL: frisheid
NL: griepje
NL: koude
NL: verkoudheid

NL: kou in het hoofd DE: Schnupfen (der)
NL: kou vatten DE: sich erkälten, sich den Schnupfen holen
NL: wat doe je in de kou? DE: was wagst du dich aufs Glatteis