Vertalingen kolken NL>DE
kolken
werkw.
Uitspraak: | [ˈkɔlkə(n)] |
Verbuigingen: | kolkte (verl.tijd ) heeft gekolkt (volt.deelw.) |
snel ronddraaien rond een centrum, of heftig bewegen -
strudeln , wirbeln , aufwühlen door kolkend water meegesleurd worden - durch wirbelndes Wasser mitgesogen werden een kolkend stadion - ein aufgewühltes Stadion |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
kolken (ww.) | rieseln (ww.) ; wirbeln (ww.) ; winden (ww.) ; säuseln (ww.) ; stöbern (ww.) ; strudeln (ww.) ; sichdrehen (ww.) ; sich drehen (ww.) ; schwenken (ww.) ; rollen (ww.) ; ausreden (ww.) ; quirlen (ww.) ; mit dem Kreisel spielen (ww.) ; kreiseln (ww.) ; heucheln (ww.) ; herumwirbeln (ww.) ; herumdrehen (ww.) ; drehen (ww.) ; drechseln (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `kolken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: draaienNL: ronddraaienNL: wervelenNL: wielen