Vertalingen kaatsen NL>DE
kaatsen (ww.) | aufprallen (ww.) ; einbeulen (ww.) ; eindrücken (ww.) ; quetschen (ww.) |
het kaatsen | der Friesischer Handball |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `kaatsen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: butsenNL: springenUitdrukkingen en gezegdes
NL: wie kaatst, moet de bal verwachten
DE: wer ausgibt muß auch wieder einnehmen