haas

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[has]
Verbuigingen:	hazen (meerv.)

op een konijn lijkend dier met lange oren - Hase (der ~)

We hebben in de duinen hazen gezien. - Wir haben in den Dünen Hasen gesehen.

er als een haas vandoor gaan (=heel hard wegrennen) - wie ein Hase das Weite suchen Toen hij de politie zag, ging hij er als een haas vandoor. - Als er die Polizei sah, suchte er wie ein Hase das Weite.

het haasje zijn (=het slachtoffer zijn) - der Dumme sein Wie zijn het haasje van deze maatregel? De werknemers. - Wer sind die Dummen bei diesen Maßnahmen? Die Arbeitnehmer.

© K Dictionaries Ltd.

de haas (m)	der Hase ; das Langohr
de haas	das Filet
haas	Filet ; Hase ; Lungenbraten ; Quellung

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




NL: lafaard

NL: gebraden haas DE: Hasenbraten (der)
NL: (lopen) als een haas DE: wie ein Wiesel
NL: (hij is) zo bang als een haas DE: ein Angsthase, Hasenfuß DE: (stuk vlees) Filet, Lendenstück (das)