Vertalingen gijzelen NL>DE
gijzelen
werkw.
| Uitspraak: | [ˈxɛizələ(n)] |
| Verbuigingen: | gijzelde (verl.tijd ) heeft gegijzeld (volt.deelw.) |
iemand gevangen houden om je zin te krijgen -
eine Geisel nehmen , Geiseln nehmen | Hij heeft twintig mensen in de trein gegijzeld. - Er hat mindestens zwanzig Personen im Zug als Geiseln genommen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| gijzelen (ww.) | geiseln (ww.) |
| gijzelen (werkw.) | entführen |
Bronnen: interglot; WiktionaryVoorbeeldzinnen met `gijzelen`

Voorbeeldzinnen laden....