Vertalingen dij NL>DE
dij
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [dɛi] |
| Verbuigingen: | dijen (meerv.) |
stuk been boven je knie -
Oberschenkel (der ~) | op je dijen slaan van plezier - sich vor Vergnügen auf die Schenkel klopfen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| de dij (v) | der Schenkel |
| de dij | die Oberschenkel ; der Schenkel ; der Schinken |
| dij | Oberschenkel ; Schenkel |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `dij`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bovenbeenNL: dikke deel van bovenbeenNL: femur