de dank

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:

[dɑŋk]

keer dat je laat merken dat je het fijn vindt dat iemand iets goeds voor je gedaan heeft - Dank (der ~)

Hartelijk dank voor de mooie bloemen. - Herzlichen Dank für die schönen Blumen.

geen dank (=<als antwoord als iemand jou bedankt>) - gern geschehen

iemand iets niet in dank afnemen (=iemand laten merken dat je iets niet goed vindt; iemand iets kwalijk nemen) - jemandem etwas übel nehmen Ik nam hem niet in dank af dat hij me beledigde. - Ich nahm es ihm übel, dass er mich beleidigte.

© K Dictionaries Ltd.

dank (znw.)	der Dank
dank	danke

Bron: interglot




NL: dankbetuiging
NL: erkentelijkheid

NL: in dank (aannemen) DE: mit Dank
NL: in dank ontvangen DE: dankend erhalten
NL: geen dank DE: bitte sehr, nicht zu danken
NL: dank zij zijn ijver DE: dank seinem Fleiße