de beschuldiging

zelfst.naamw. (v.)

Uitspraak:	[bəˈsxʏldəxɪŋ]
Verbuigingen:	beschuldigingen (meerv.)

wat je zegt als je iemand beschuldigt - Anklage (die ~), Beschuldigung (die ~)

beschuldigingen uiten - Beschuldigungen aussprechen beschuldigingen weerleggen - Beschuldigungen widerlegen

iemand in staat van beschuldiging stellen (=iemand officieel voor een rechtbank beschuldigen) - jemanden anklagen

© K Dictionaries Ltd.

de beschuldiging (v)	die Ahnung ; die Anklage ; die Anschuldigung ; die Beschuldigung ; die Bezichtigung ; der Verdacht ; die Vermutung ; das Vorgefühl
beschuldiging	Anklage ; Beschuldigung ; Inkriminieren ; Inkulpation

Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm




NL: aanklacht
NL: aantijging
NL: insinuatie
NL: tenlastelegging
NL: verdachtmaking
NL: verdenking

NL: akte van beschuldiging DE: Anklageschrift (die)
NL: een beschuldiging inbrengen tegen iemand DE: eine Anklage, eine Beschuldigung gegen einen erheben
NL: in staat van beschuldiging stellen DE: unter Anklage stellen, in den Anklagezustand versetzen