benaderen

werkw.

Uitspraak:	[bəˈnadərə(n)]
Verbuigingen:	benaderde (verl.tijd ) heeft benaderd (volt.deelw.)

1) dichter komen bij - auf jemanden zugehen , herankommen , sich wenden an

een wereldrecord benaderen - an einen Weltrekord herankommen

2) naar iemand gaan om hem iets te vragen - sich wenden an

de personeelschef benaderen voor een loonsverhoging - sich wegen einer Lohnerhöhung an den Personalchef wenden

3) beschouwen, overdenken - herangehen an

het abortusvraagstuk benaderen vanuit een christelijke levensovertuiging - Die Abtreibungsfrage vom christlichen Standpunkt aus betrachten.

© K Dictionaries Ltd.

benaderen (ww.)	annähern (ww.) ; herankommen (ww.)
benaderen (werkw.)	herangehen ; herantreten
het benaderen	das Anreden ; das Ansprechen
benaderen	zugreifen auf

Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.




NL: aanpakken
NL: aanspreken
NL: spreken tot
NL: toegaan naar
NL: toenaderen

NL: Iemand met een verzoek benaderen DE: an einen mit einer Bitte herantreten
NL: (een vraagstuk van een bepaalde kant) benaderen DE: sich an eine Aufgabe heranmachen