werkzaam

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈwɛrkzam]

1) werkend (2) - aktiv , beschäftigt

werkzaam zijn op de afdeling marketing - in der Marketingabteilung beschäftigt sein

2) met een bepaald effect - aktiv , wirksam

de werkzame bestanddelen van een medicijn - die wirksamen Bestandteile eines Medikaments

© K Dictionaries Ltd.

werkzaam

berufstätig ; beschäftigt ; beschäftigt ; fleißig ; geschäftig ; strebsam ; tätig ; tätig ; wirksam ; aktiv ; effektiv

Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.




NL: actief
NL: arbeidend
NL: arbeidzaam
NL: bedrijvig
NL: bezig
NL: doeltreffend
NL: ijverig
NL: naarstig
NL: nijver
NL: vlijtig

NL: in een zaak werkzaam (zijn) DE: in einem Geschäft betätigt, tätig
NL: (in A.) werkzaam zijn DE: arbeiten
NL: meisje dat in een beroep werkzaam is DE: berufstätiges Mädchen