Vertalingen vitten NL>DE
vitten
werkw.
Uitspraak: | ['vɪtə(n)] |
Verbuigingen: | vitte (verl.tijd ) heeft gevit (volt.deelw.) |
voortdurend kritiek hebben op iemand over onbelangrijke zaken -
mäkeln , herummäkeln vitten op iemand - an jemandem herummäkeln |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
vitten (ww.) | beanstanden (ww.) ; bemängeln (ww.) ; kritisieren (ww.) ; pingelig (ww.) ; schikanieren (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `vitten`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afkattenNL: bedillenNL: haarklovenNL: hakkenNL: muggeziftenUitdrukkingen en gezegdes
NL: altijd wat op iemand, op iets te
vitten hebben
DE: (ook) immer etwas an einem, einer Sache auszusetzen haben