Vertalingen telefoon NL>DE
de telefoon
zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: | [teləˈfon] |
Verbuigingen: | telefoons (meerv.) |
apparaat waarmee je op afstand met iemand anders kunt spreken door zijn of haar nummer in te toetsen -
Telefon (das ~) mobiele telefoon - Mobiltelefon draadloze telefoon - schnurloses Telefon vaste telefoon - Festnetztelefon je telefoon opladen - das Telefon aufladen |
de telefoon gaat (over) (=het geluidssignaal van de telefoon klinkt) - das Telefon klingelt
|
de telefoon aannemen/opnemen (=de (hoorn van de) telefoon pakken en antwoord geven aan iemand die naar je telefoneert) - ans Telefon gehen
|
aan de telefoon zijn (=bezig zijn met een gesprek per telefoon) - am Telefon sein
|
aan de telefoon komen (=een gesprek aan de telefoon beginnen) - ans Telefon kommen
|
de telefoon staat roodgloeiend (=de telefoon rinkelt de hele tijd omdat er veel mensen opbellen) - das Telefon läuft heiß
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de telefoon (m) | der Fernsprecher ; das Telefon ; das Telephon |
de telefoon | der Anruf |
telefoon | Fernhörer ; Fernsprechapparat ; T (Afkorting) ; Telefonanlage ; Telefonapparat ; Telephon,Telefon |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `telefoon`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: telefoontoestelUitdrukkingen en gezegdes
NL: telefoon 24164
DE: Ruf, Fernruf 24164NL: de
telefoon gaat
DE: das Telefon läutetNL: mijnheer J.,
telefoon!; er is
telefoon voor u
DE: Herr J., bitte zum Telefon DE: Sie werden am Telefon verlangtNL: de
telefoon opnemen, neerleggen, op de haak hangen
DE: den Hörer abnehmen DE: auflegen, hinlegen DE: abhängen