Vertalingen schijten NL>DE
schijten
werkw.
| Uitspraak: | [ˈsxɛitə(n)] |
| Verbuigingen: | scheet (verl.tijd ) heeft gescheten (volt.deelw.) |
poepen -
scheißen erop schijten (=er minachting voor hebben) - darauf scheißen
|
schijten als een reiger (=diarree hebben) - Scheißerei haben
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| schijten (werkw.) | scheißen |
| schijten (Vulgair) | scheißen |
Bron: Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `schijten`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: kakkenNL: poepen