Vertaal
Naar andere talen: • oppassen > ENoppassen > ESoppassen > FR
Vertalingen oppassen NL>DE

oppassen

werkw.
Uitspraak:  ɔpɑsə(n)]
Verbuigingen:  paste op (verl.tijd ) heeft opgepast (volt.deelw.)

1) tijdelijk zorgen voor kinderen van iemand anders - babysitten , Kinder hüten , aufpassen (auf)
Kun jij vanavond bij ons oppassen? - Kannst du heute Abend bei uns babysitten?

2) aandacht geven aan je omgeving - sich hüten , sich vorsehen , aufpassen , achten auf
Pas op, loslopende waakhond! - Achtung, freilaufender Wachhund!

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
oppassen (ww.) achtgeben auf (ww.) ; aufpassen (ww.) ; hüten (ww.) ; sich hüten vor (ww.) ; vorsichtig sein (ww.)
oppassen (werkw.) achtgeben ; aufpassen ; hüten
het oppassendas Achtgeben ; die Aufmerksamkeit
oppassen babysitten
Bronnen: interglot; Wiktionary


Voorbeeldzinnen met `oppassen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: attentie
NL: babysitten
NL: behartigen
NL: bewaken
NL: bewaren
NL: hoeden
NL: opletten
NL: uitkijken
NL: uitkijken voor
NL: verzorgen

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: pas op (anders val je)! DE: Vorsicht!, gib acht!, paß auf!
NL: oppassen is de boodschap!, opgepast! DE: jetzt heißt es aufpassen!, aufgepaßt! DE: (z. hoeden) sich hüten
NL: pas op voor de hond! DE: hüte dich vor dem Hund, (op waarschuwingsbord) Vorsicht, bissiger Hund!
NL: daar zal ik wel netjes voor oppassen DE: (niet doen) das werde ich hübsch bleiben lassen DE: (verzorgen, bedienen) versorgen, bedienen, aufwarten (3), (zieken, kinderen) warten, pflegen
NL: (goed) oppassen DE: (z. goed gedragen) sich gut aufführen, sich gut benehmen
NL: (een hoed) oppassen DE: aufprobieren