Vertalingen huisgenoot NL>DE
| de huisgenoot (m) | der Hausgenosse ; die Mitbewohnerin |
| de huisgenoot | der Mitbewohner |
| huisgenoot | Haushaltsangehöriger ; Haushaltsmitglied |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `huisgenoot`

Voorbeeldzinnen laden....
Uitdrukkingen en gezegdes
NL: huisgenoten des geloofs
DE: Glaubensgenossen