actief

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ɑkˈtif]

als je bezig bent of veel doet - aktiv

actief deelnemen aan een discussie - aktiv an einer Diskussion teilnehmen In deze trein zijn zakkenrollers actief. - In diesem Zug sind Taschendiebe am Werk.

nog actief zijn (=nog niet gepensioneerd zijn; je beroep nog uitoefenen) - noch aktiv sein

© K Dictionaries Ltd.

het actief	die Tätigkeitsform ; die Tatform ; das aktiv
de actief (v)	die Tätigkeit ; die Aktivität
actief	aktiv ; N10 ; wirksam ; Vermögenswert ; Vermögensgegenstand ; strebsam ; quick ; aktiv ; munter ; lebhaft ; erwerbstätig ; emsig ; eifrig ; beweglich ; betriebsam ; arbeitsam ; an ; aktiver Zustand

Bronnen: Wikipedia; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.; mwb




NL: arbeidend
NL: arbeidzaam
NL: bedrag
NL: bedrijvig
NL: beweeglijk
NL: bezig
NL: dienstdoend
NL: doende
NL: druk
NL: dynamisch

NL: actief kiesrecht DE: aktives Wahlrecht DE: (werkzaam, ook) tätig DE: (dienstdoend, ook) in Dienst stehend, diensttuend
NL: een actief agent DE: ein rühriger Vertreter
NL: officier in actiefe dienst DE: aktiver Offizier