Vertalingen amandel NL>DE
amandel
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [aˈmɑndəl] |
Verbuigingen: | -en, -s (meerv.) |
1) eetbare pit van een amandelvrucht -
Mandel (die ~) Bij de borrel was een schaaltje met walnoten, hazelnoten en amandelen. - Zum Drink gab es eine Schale mit Walnüssen, Haselnüssen und Mandeln. |
2) amandelvormige klier in je keel -
Mandel (die ~) Je hebt twee amandelen, die weggehaald worden als je erg vaak verkouden bent. - Man hat zwei Mandeln, die herausgenommen werden, wenn man sehr oft erkältet ist. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de amandel | die Gaumenmandel ; Mandel ; die Mandel ; Mandelbaum ; die Tonsille |
amandel | Amygdalae ; Kern ; Mandel ; mandelartig ; Mandeln ; Samen ; Tonsilla |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `amandel`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: amandelboomNL: tonsil