Vertalingen étinceler FR>NL
[etɛ̃sle]1 briller - fonkelen - glinsteren
'Les étoiles étincellent.'
de sterren fonkelen2 avoir de l'éclat - glinsteren
'Ses yeux étincellent.'
Zijn/haar ogen glinsteren.© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
étinceler (ww.) | blaken (ww.) ; flikkeren (ww.) ; flonkeren (ww.) ; fonkelen (ww.) ; glanzen (ww.) ; glimmen (ww.) ; glinsteren (ww.) ; iets uitstralen (ww.) ; licht schijnen (ww.) ; licht uitzenden (ww.) ; schijnen (ww.) ; schitteren (ww.) ; sprankelen (ww.) ; stralen (ww.) ; twinkelen (ww.) ; vonken (ww.) |
Bronnen: interglot; TruetermVoorbeeldzinnen met `étinceler`

Voorbeeldzinnen laden....