Vertalingen trancher FR>NL
[tʀɑ̃ʃe]1 couper - (door)snijden
'trancher de la viande'
vlees (in plakken) snijden2 régler en prenant une décision - een beslissing nemen over
'trancher une question'
een kwestie oplossen[tʀɑ̃ʃe]1 prendre une décision - een beslissing nemen2 produire un contraste - afsteken (tegen)
'couleurs qui tranchent sur un mur'
kleuren die tegen een muur afsteken© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
trancher (ww.) | doorhouwen (ww.) ; voorsnijden (ww.) ; snijden (ww.) ; lossnijden (ww.) ; kloven (ww.) ; klieven (ww.) ; in tweeën houwen (ww.) ; doormidden hakken (ww.) ; doorknippen (ww.) ; doorklieven (ww.) ; doorhakken (ww.) ; afsnijden (ww.) ; afkappen (ww.) ; afhouwen (ww.) ; afhakken (ww.) |
trancher | afslaan ; doorsnijden ; beslechten ; aftikken |
Bronnen: interglot; Horecagids; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `trancher`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: arbitrerFR: caillerFR: contrasterFR: coupéFR: couperFR: déciderFR: détonnerFR: finirFR: hurlerFR: jugerUitdrukkingen en gezegdes
FR: tranchons là !
NL: tot zover!FR: trancher le mot
NL: zeggen waar het op staatFR: trancher du grand seigneur
NL: de grote heer uithangenFR: trancher dans le vif
NL: het mes erin zetten