Vertalingen tempêter FR>NL
tempêter (ww.) | kwaad zijn (ww.) ; woedend zijn (ww.) ; woeden (ww.) ; uitvaren (ww.) ; uitschreeuwen (ww.) ; uitroepen (ww.) ; tieren (ww.) ; tekeergaan (ww.) ; stormen (ww.) ; schuimbekken (ww.) ; schreeuwen (ww.) ; blaffen (ww.) ; krijsen (ww.) ; ketteren (ww.) ; hard waaien (ww.) ; gillen (ww.) ; fulmineren (ww.) ; donderen (ww.) ; daveren (ww.) ; bulderen (ww.) ; brullen (ww.) |
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `tempêter`

Voorbeeldzinnen laden....