Vertaal
Naar andere talen: • répartir > DErépartir > ENrépartir > ES
Zie ook: repartir

Vertalingen répartir FR>NL
[ʀəpaʀtiʀ]

1 partir de nouveau après un arrêt - weer vertrekken

  'Le train repartira dans dix minutes.'
  De trein zal over tien minuten weer vertrekken.


2 aller à l'endroit d'où l'on vient - weer teruggaan

  'Il repart au Canada l'année prochaine.'
  Hij gaat volgend jaar terug naar Canada.
[ʀepaʀtiʀ]

1 partager - verdelen

  'répartir des bénéfices'
  winst (ver)delen

  'répartir le travail entre différentes personnes'
  het werk verdelen onder verschillende personen


2 disposer d'une certaine façon dans un espace - verdelen

  'répartir le poids des bagages'
  het gewicht van de bagage verdelen


3 étaler dans la durée - (ver)spreiden

  'répartir les cours sur deux années'
  de lessen over twee jaar uitsmeren


4 former des groupes - indelen

  'répartir les visiteurs en deux groupes'
  de bezoekers in twee groepen indelen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
repartir (ww.) rangeren (ww.) ; verdelen (ww.) ; uitzoeken (ww.) ; uitreiken (ww.) ; uitdelen (ww.) ; systematiseren (ww.) ; splitsen (ww.) ; sorteren (ww.) ; schiften (ww.) ; rondreiken (ww.) ; rondgeven (ww.) ; ronddelen (ww.) ; ordenen (ww.) ; opsplitsen (ww.) ; opdelen (ww.) ; indelen (ww.) ; groeperen (ww.) ; ficheren (ww.) ; distribueren (ww.) ; delen (ww.) ; arrangeren (ww.)
répartir verspreiden ; weer vertrekken
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `répartir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: classifier