Vertaal
Naar andere talen: • raconter > DEraconter > ENraconter > ES
Vertalingen raconter FR>NL
[ʀakɔ̃te]

1 faire un récit - vertellen

  'raconter une histoire'
  een verhaal vertellen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
raconter (ww.) snateren (ww.) ; zwammen (ww.) ; zeggen (ww.) ; wauwelen (ww.) ; verwoorden (ww.) ; vertolken (ww.) ; vertellen (ww.) ; verslag uitbrengen (ww.) ; verhalen (ww.) ; verhaal vertellen (ww.) ; uiting geven aan (ww.) ; uiten (ww.) ; uiteenzetten (ww.) ; uitdrukking geven aan (ww.) ; uitdrukken (ww.) ; spreken (ww.) ; babbelen (ww.) ; rapporteren (ww.) ; praten (ww.) ; melden (ww.) ; meedelen (ww.) ; mededelen (ww.) ; kwetteren (ww.) ; kwekken (ww.) ; kwebbelen (ww.) ; kletsen (ww.) ; klappen (ww.) ; kakelen (ww.) ; informeren (ww.) ; beschrijven (ww.) ; berichten (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `raconter`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: dire
FR: faire le compte rendu de