Vertalingen possession FR>NL
[pɔsesjɔ̃]1 fait d'avoir, de pouvoir utiliser ··· - bezit
'avoir ··· en sa possession'
iets in zijn bezit hebben
'être en possession de ··· '
in het bezit zijn van iets
'prendre possession de ··· '
iets in bezit nemen2 ce qui appartient à ··· - bezit
'veiller sur ses possessions'
waken over zijn bezittingen© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
possession (v) | het bezit ; de bezitting (v) ; de bezittingen ; de boedel (m) ; de eigendom (m) ; de goederen ; de have ; het huisraad ; de inboedel (m) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `possession`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: actifUitdrukkingen en gezegdes
FR: entrer en
possession
NL: in bezit nemen