Vertalingen manque FR>NL
[mɑ̃k]1 fait d'être insuffisant ou absent - gebrek - tekort
'le manque de nourriture'
het gebrek/tekort aan voedsel2 être en manque
souffrir à cause de la privation de drogue - onthoudingsverschijnselen hebben© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
manque (m) | de leegte (v) ; de deficit ; de feil ; fout (znw.) ; het gebrek ; het gemis ; de handicap (m) ; de krapte (v) ; de lacune ; de afwijking (v) ; de leemte (v) ; het lichaamsgebrek ; het manco ; de schaarsheid (v) ; de schaarste (v) ; het tekort ; de zwakheid (v) |
manque | afwijking ; woningnood ; wankelheid ; uitblijver ; overgeslagen ; ontbrekende inslag ; ontbreekt ; ongelijkmatige verflaag ; onbetrouwbaarheid ; niet-volgekomen ; mispick ; mislukte aanplant ; misgewas ; lege cellen ; gemist ; gemis |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm; Antiquarian Dictionary
Voorbeeldzinnen met `manque`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: infortunéUitdrukkingen en gezegdes
FR: manque de parole
NL: woordbreukFR: manque de respect
NL: oneerbiedigheidFR: manque de
NL: bij gebrek aanFR: (pop.) à la
manque
NL: slecht, beschadigdFR: avoir de la galette à la
manque
NL: geen cent hebben