Vertaal
Naar andere talen: • fuir > DEfuir > ENfuir > ES
Vertalingen fuir FR>NL
[fɥiʀ]

1 partir pour échapper à ··· ou ··· - ontvluchten - wegvluchten uit

  'Ils ont fui leur pays.'
  Ze zijn hun land ontvlucht / uit hun land weggevlucht.

  'fuir ··· '
  ontsnappen/ontkomen aan

  'fuir un danger'
  aan een gevaar ontsnappen
[fɥiʀ]


1 partir, quitter un lieu pour échapper à ··· ou ··· - vluchten

  'fuir devant l'ennemi'
  vluchten voor de vijand

  'Tu l'as fait fuir avec tes questions.'
  Je hebt hem weggejaagd met je gevraag.


2 laisser échapper son contenu - lekken

  'Son stylo fuit.'
  Zijn pen lekt.

  'un robinet qui fuit'
  een lekkende kraan

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
fuir (ww.) weglopen (ww.) ; vlieden (ww.) ; vluchten (ww.) ; wegdraven (ww.) ; weghaasten (ww.) ; weghollen (ww.) ; wegijlen (ww.) ; wegkomen (ww.) ; wegkrijgen (ww.) ; vermijden (ww.) ; wegrennen (ww.) ; wegsnellen (ww.) ; wegspoeden (ww.) ; wegstuiven (ww.) ; wegvluchten (ww.) ; zich met geweld losbreken (ww.) ; zich vrijmaken (ww.) ; van huis weglopen (ww.) ; uitwijken voor iets (ww.) ; uitwijken (ww.) ; ontwijken (ww.) ; ontvluchten (ww.) ; ontsnappen aan (ww.) ; ontsnappen (ww.) ; ontlopen (ww.) ; ontkomen (ww.) ; ontglippen (ww.) ; ontduiken (ww.) ; losbreken (ww.) ; het leger ontvluchten (ww.) ; deserteren (ww.)
fuir lekken ; lenzen
Bronnen: interglot; Diving dictionary; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `fuir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: décamper
FR: déguerpir
FR: déloger
FR: dérober
FR: détaler
FR: échapper
FR: éclipser
FR: éloigner
FR: éluder
FR: enfuir