Vertaal
Naar andere talen: • fissurer > DEfissurer > ENfissurer > ES
Vertalingen fissurer FR>NL
fissurer (ww.) doorhakken (ww.) ; doorhouwen (ww.) ; doorklieven (ww.) ; doormidden hakken (ww.) ; in tweeën houwen (ww.) ; klieven (ww.) ; kloven (ww.) ; splijten (ww.) ; splitsen (ww.) ; uiteensplijten (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `fissurer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: hacher