[dəvɑ̃]

1 en face de - voor

  'devant la glace'
  voor de spiegel[dəvɑ̃]


1 en avant - vooraan

  'Mets-toi devant !'
  Ga vooraan staan![dəvɑ̃]



1 partie située à l'avant de ··· - voorkant

  'le devant de la maison'
  de voorgevel van het huis

  'les roues de devant'
  de voorwielen
© K Dictionaries Ltd.

devant (znw.)	de gevel (m) ; de pui ; de voorgevel (m) ; de voorzijde
devant	daarvoor ; ervoor ; frontaanzicht ; leidend ; voor ; vooraan ; voorin ; voorop ; bij ; voorkant ; voorpand ; voorzijde

Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek; Antiquarian Dictionary; Download IATE, European Union, 2017.




FR: en premier

FR: au-devant de NL: tegemoet
FR: par-devant notaire NL: in tegenwoordigheid van een notaris
FR: passer devant une maison NL: langs een huis gaan
FR: devant que NL: voor (tijd)
FR: marcher devant NL: vooruitlopen, vooroplopen
FR: par-devant NL: van voren
FR: passez devant! NL: gaat u voor!
FR: ci-devant NL: voorheen
FR: porte de devant NL: voordeur
FR: prendre les devants NL: vooruitlopen, een voorsprong nemen