Vertalingen cumuler FR>NL
cumuler (ww.) | accumuleren (ww.) ; cumuleren (ww.) ; hopen (ww.) ; op bankrekening zetten (ww.) ; opeenhopen (ww.) ; sparen (ww.) ; zich ophopen (ww.) ; zich opstapelen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `cumuler`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: empiler