[kuʀs]

1 action d'aller vite avec ses jambes - (het) hardlopen

  'faire la course avec ··· '
  met iemand om het hardst lopen

2 épreuve sportive de vitesse - wedstrijd

  'une course cycliste'
  een wielerwedstrijd

  'faire de la course à pied'
  hardlopen

3   les courses
action de faire des achats - de boodschappen

  'faire les courses'
  de boodschappen doen

4 déplacement en taxi - rit

  'payer la course'
  de rit(prijs) betalen
© K Dictionaries Ltd.

course (v)	de hardloperij (v) ; de wedstrijd (m) ; de wedren (m) ; wedloop van hardlopers (znw.) ; de wedloop (m) ; de ritprijs (m) ; de race (m) ; de pot (m) ; de partij (v) ; de loop (m) ; de hardloopwedstrijd (m) ; de concours (m)
la course	slag ; de ren ; het lopen ; koers
course	cyclus ; trek ; slag ; enkele slag

Bronnen: interglot; Wikipedia; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.




FR: chevauchée
FR: compétition
FR: déplacement
FR: épreuve
FR: excursion
FR: parcours
FR: rallye
FR: randonnée
FR: rencontré
FR: sprint

FR: course de haies NL: hordenloop
FR: course d'obstacles (steeple-chase) NL: hindernisren
FR: pas de course NL: looppas
FR: course plate NL: vlakkebaanren
FR: champ de courses NL: paardenrenbaan
FR: cheval de course NL: renpaard
FR: courses de chevaux NL: paardenrennen
FR: course de demi-fond NL: wedstrijd op de korte baan
FR: course de fond NL: langebaanwedstrijd
FR: course de relais NL: estafetteloop