Vertalingen convenir FR>NL
[kɔ̃vniʀ]1 être fait pour ··· , ··· , bien aller - geschikt zijn (voor)
'trouver le mot qui convient'
het geschikte woord vinden
'Cette date me convient.'
Deze datum schikt me.2 se mettre d'accord pour ··· - het eens worden (over)
'convenir de l'heure'
het eens worden over de tijd
'Ils ont convenu de travailler ensemble.'
Ze hebben afgesproken samen te werken.3 il convient de
il serait bon de - het past (om)
'Il convient d'être vigilant.'
Het past waakzaam te zijn.4 reconnaître que ··· est vrai - toegeven
'Il est trop tard, j'en conviens.'
Het is te laat, ik geef het toe.© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
convenir (ww.) | gelegen komen (ww.) ; uitkomen (ww.) ; toebehoren (ww.) ; stroken met (ww.) ; stroken (ww.) ; schikken (ww.) ; regelen (ww.) ; prettig vinden (ww.) ; passend zijn (ww.) ; passen (ww.) ; overeenstemmen met (ww.) ; overeenkomen met (ww.) ; kloppen met (ww.) ; iets overeenkomen (ww.) ; horen (ww.) ; geschikt zijn (ww.) ; gebruikelijk zijn (ww.) ; deugen (ww.) ; conveniëren (ww.) ; bijpassen (ww.) ; bevallen (ww.) ; betamen (ww.) ; behoren (ww.) ; bedisselen (ww.) ; arrangeren (ww.) ; afspreken (ww.) ; aanstaan (ww.) |
convenir | bruikbaar zijn ; overeenkomen ; liggen ; geknipt zijn |
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek; Antiquarian Dictionary
Voorbeeldzinnen met `convenir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: admettreFR: avouerFR: concéderFR: confesserFR: correspondreFR: plaireFR: reconnaîtreFR: se plaireUitdrukkingen en gezegdes
FR: il convient
NL: het is raadzaam, passend