Vertaal
Naar andere talen: • coïncider > DEcoïncider > ENcoïncider > ES
Vertalingen coïncider FR>NL
[kɔɛ̃side]

1 se produire en même temps - samenvallen

  'Son arrivée coïncide avec le début de mes congés.'
  Zijn komst valt samen met het begin van mijn vakantie.


2 correspondre, être en accord avec - overeenstemmen

  'Ses résultats coïncident avec les miens.'
  Zijn resultaten komen overeen met de mijne.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
coïncider (ww.) coïncideren (ww.) ; congruent zijn (ww.) ; kloppen (ww.) ; overlappen (ww.) ; samenvallen (ww.)
Bronnen: Wikipedia; interglot


Voorbeeldzinnen met `coïncider`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: coller
FR: concorder
FR: convenir
FR: correspondre
FR: répondre
FR: ressembler
FR: rimer
FR: satisfaire
FR: synchroniser