Vertalingen clôturer FR>NL
clôturer (ww.) | afschotten (ww.) ; afzetten (ww.) ; beknotten (ww.) ; omheinen (ww.) ; omlijnen (ww.) |
clôturer | afsluiten |
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `clôturer`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: entourerFR: mettre finFR: mettre un terme