Vertalingen chiper FR>NL
chiper (ww.) | afbedelen (ww.) ; afpakken (ww.) ; aftroggelen (ww.) ; bietsen (ww.) ; graaien (ww.) ; grissen (ww.) ; snoepen (ww.) ; vervreemden (ww.) |
chiper | jatten |
Bronnen: interglot; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `chiper`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: marauderUitdrukkingen en gezegdes
FR: chiper un rhume
NL: een kou oplopen