Vertalingen bluffeurs FR>NL
bluffeurs (m) | de bluffers ; de opscheppers ; de opsnijders ; de pochers ; praalhansen (znw.) ; de praatjesmakers ; de showbinken ; de snoevers ; de windbuilen |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `bluffeurs`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: bluffeurFR: vantards