Vertalingen bluff FR>NL
bluff (m) | de bluf (m) ; de branie (m) ; de bravoure ; de dikdoenerij (v) ; het gebluf ; het gebral ; het gepoch ; gezwendel (znw.) ; de grootspraak ; de oplichterij (v) ; de oplichting (v) ; de opschepperij (v) ; de snoeverij (v) ; de zwendel (m) ; de zwendelarij (v) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `bluff`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: malversation