Vertalingen assurance FR>NL
[asyʀɑ̃s]1 confiance en soi - zelfverzekerdheid
'manquer d'assurance'
niet erg zelfverzekerd zijn2 promesse, garantie - garantie3 contrat de remboursement en cas de problème - verzekering
'assurance vie'
levensverzekering
'assurance maladie'
ziektekostenverzekering© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
assurance (v) | de onbeschoftheid (v) ; de zelfverzekerdheid (v) ; het zelfvertrouwen ; de zelfbewustheid (v) ; de zekerheid (v) ; de vrijpostigheid (v) ; de vrijmoedigheid (v) ; de vastigheid (v) ; de vastheid (v) ; de vastberadenheid (v) ; de stelligheid (v) ; de standvastigheid (v) ; de onbeschaamdheid (v) ; de impertinentie (v) ; gewisheid (znw.) ; de brutaliteit (v) ; de beslistheid (v) ; de assurantie (v) |
la assurance | de verzekering (v) |
assurance | assurantie ; zekerstelling ; zekerheid ; mate van betrouwbaarheid |
Bronnen: interglot; www.sluitsnel.nl; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `assurance`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: affirmationFR: aisanceFR: aplombFR: audaceFR: avenantFR: caractèreFR: cautionFR: certitudeFR: confianceFR: contratUitdrukkingen en gezegdes
FR: assurances sociales
NL: sociale lasten